Werkwoord "to make" (maken) in de tegenwoordige tijd
Nieuwe woordenschat, het gebruik van nieuwe werkwoorden, Werkwoord maken "To Make", werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd
 
LESSON EIGHTLes acht
VOCABULARYWoordenlijst
MATCHESLucifer / Wedstrijden / Paren / Gelijk zijn
CUPKopje / Beker / Kop
PLATESchaal / Schotel / Bord / Plaat
SPOONLepel
KNIFEMes
FORKVork
TABLETafel
STOVEOven / Fornuis / Kachel
CHAIRStoel
COOKKok
MAKEMaken
EATEet
ASKVraag
ASK FORVraag naar
READYKlaar
TO BE READYKlaar zijn
ONLYAlleen
LATERLater
TO BE LATELaat zijn
MUSTMoeten / Zullen
WHILEOndertussen / Tijdens
 
THE FAMILY IS READY TO EATDe familie is klaar om te eten
MIKE IS EATING SOUP WITH SOME MEATMike eet soep met wat vlees
WHILE MARY IS EATING A PIECE OF PIEOndertussen eet Mary een stuk taart
MR. LANE DOES NOT LIKE MEATMeneer Lane houdt niet van vlees / Dhr. Lane houdt niet van vlees / Meneer Lane lust geen vlees / Dhr. Lane Lust geen vlees
HE LIKES FRUITS AND SOUP ONLYHij houdt alleen van fruit en soep/Hij lust alleen fruit en soep
MRS. LANE LIKES ORANGES AND APPLESMevrouw Lane houdt van sinaasappels en appels / Mevrouw Lane lust sinaasappels en appels
I LIKE MILKIk houd van Melk / Ik lust melk
SHE LIKES PINEAPPLEZij lust ananas / Zij houdt van ananas
THEY LIKE ICE CREAM AND PIEZij lusten ijs en taart / Zij houden van ijs en taart
MR. LAKE ASK POR AND ORANGEMeneer Lake vraagt Varkensvlees en Sinaasappels
WE MOST EAT FRUITS TO BE HEALTHYWe moeten fruit eten om gezond te blijven
WERKWOORD "TO MAKE" (MAKEN)
I MAKEIk maak
YOU MAKEJij maakt / U maakt
HE MAKESHij maakt
SHE MAKESZij maakt
IT MAKESHet maakt
WE MAKEWij maken
YOU MAKEJij maakt / U maakt
THEY MAKEZij maken
I AM MAKING MY HOME WORKIk maak mijn huiswerk / Ik ben mijn huiswerk aan het maken
SHE IS MAKING A DRESSZij maakt een jurk / Zij is een jurk aan het maken
YOU ARE MAKING A TABLEJij maakt een tafel / Jij bent een tafel aan het maken

De -ING toevoeging wordt gebruikt om een werkwoord af te leiden naar een zelfstandig naamwoord. Het wordt gebruikt wanneer een actie plaatsvind.

WERKWOORD "TO EAT" ETEN
I EATIk eet
YOU EATJij eet / U eet
HE EATSHij eet
SHE EATSZij eet
IT EATSHet eet
WE EATWe eten
YOU EATJij eet / U eet
THEY EATZij eten
WE EAT PEANUTSWij eten pindas
SHE EATS AN ORANGEZij eet een sinaasappel
TOM EATS AN ICE CREAMTom eet een ijsje
HELLEN EATS A PIEHellen eet een taart
MIKE AND MARY EAT VEGETABLESMike en Mary eten groenten
WE ARE EATING PEANUTSWij zijn pindas aan het eten
SHE IS EATING AN ORANGEZij is een sinaasappel aan het eten
TOM IS EATING AN ICE CREAMTom is een ijsje aan het eten
HELLEN IS EATING A PIEHellen is een taart aan het eten
MIKE AND MARY ARE EATING VEGETABLESMike en Mary zijn groeten aan het eten

Het werkwoord "TO ASK" betekent vragen, maar "to ask for" betekent vragen naar of een verzoek doen

 
I ASKIk vraag
YOU ASKJij vraagt / U vraagt
HE ASKSHij vraagt
SHE ASKSZij vraagt
IT ASKSHet vraagt
WE ASKWij vragen
THEY ASKZij vragen
SHE ASKS AN INFORMATIONZij vraagt informatie
I ASK HER NAMEIk vraag haar naam
MARY ASKS FOR SOME MILKMary vraagt naar een beetje Melk
THE BABY ASKS FOR AN ICE CREAMThe baby vraagt om ijs / De baby vraagt naar een ijsje

We kijken nu naar het werkwoord "TO DO" doen een belangrijk hulpwerkwoord ook kijken we naar de negatieve samenstellingen en naar voorbeelden van het gebruik hiervan.

TEGENWOORDIGE TIJD / HEDENONTKENNINGONTKENNING (MET SAMENSTELLING)
I DO (Ik doe)I DO NOT (Ik doe niet)I DON'T (Ik doe niet)
YOU DO (Jij doet / U doet)YOU DO NOT (Jij doet niet / U doet niet)YOU DON'T (Jij doet niet / U doet niet)
HE DOES (Hij doet)HE DOES NOT (Hij doet niet)HE DOESN'T (Hij doet niet)
SHE DOES (Zij doet / Udoet)SHE DOES NOT (Zij doet niet)SHE DOESN'T (Zij doet niet)
IT DOES (Het doet)IT DOES NOT (Het doet niet)IT DOESN'T (Het doet niet)
WE DO (Wij doen)WE DO NOT (Wij doen niet)WE DON'T (Wij doen niet)
YOU DO (Jij doet / U doet)YOU DO NOT (Jij doet niet / U doet niet)YOU DON'T (Jij doet niet / U doet niet)
THEY DO (Zij doen)THEY DO NOT (Zij doen niet)THEY DON'T (Zij doen niet)
 
MS. LANE DOES NOT LIKE MEATMevrouw Lane houdt niet van vlees
MR. LANE DOESN'T LIKE MEATMeneer Lane houdt niet van vlees
SHE DOES NOT LIKE T.V.Zij houdt niet van televisie
SHE DOESN'T LIKE T.V.Zij houdt niet van televisie

Hier onder kijken we naar het werkwoord TO BE (zijn). Dit is ook een hulpwerkwoord en heeft samenstellingen in de ontkennende als bevestigende vorm.

TEGENWOORDIGE TIJD / HEDENTEGENWOORDIGE TIJD MET SAMENSTELLING
I AM (Ik ben)I'M
YOU ARE (Jij bent / U bent)YOU'R
HE IS (Hij is)HE'S
SHE IS (Zij is)SHE'S
IT IS (Het is)IT'S
WE ARE (Wij zijn)WE'R
THEY ARE (Zij zijn)THEY'R
ONTKENNINGONTKENNING MET SAMENSTELLING
I AM NOTI'M NOT (Ik ben niet)
YOU ARE NOTYOU AREN'T (Jij bent niet / U bent niet)
HE IS NOTHE ISN'T (Hij is niet)
SHE IS NOTSHE ISN'T (Zij is niet)
WE ARE NOTWE AREN'T (Wij zijn niet)
YOU ARE NOTYOU AREN'T (Jij bent niet / U bent niet)
THEY ARE NOTTHEY AREN'T (Zij zijn niet)

"IT IS NOT" is samengesteld "IT ISN'T" en betekent dat het niet zo is.

 
HE IS A STUDENTHij is een student
HE'S A STUDENT---
MIKE IS A STUDENTMike is een student
MIKE'S A STUDENT---
HE IS NOT A STUDENTHij is niet een student
HE ISN'T A STUDENT---
MIKE IS NOT A STUDENTMike is niet een student
MIKE ISN'T A STUDENT---
THEY ARE THE LANE FAMILYZij zijn de Lane familie
THEY'R THE LANE FAMILY---
THEY ARE NOT THE LANE FAMILYZij zijn niet de Lane Familie
THEY AREN'T THE LANE FAMILY---
WERKWOORD KOPEN
I BUYIk koop
YOU BUYJij koopt / U koopt
HE BUYSHij koopt
SHE BUYSZij koopt
WE BUYWij kopen
THEY BUYZij kopen