Nieuwe werkwoorden in de gebiedende wijs, Woordenlijsten gebasseerd op wonen en maaltijden.
Woordenlijst woningen, maaltijden, nieuwe werkwoorden, uitspraken in de gebiedende wijs.
 
LESSON NINELes negen
VOCABULARYWoordenlijst
STAIR CASETrap
LIVING ROOMWoonkamer
DINING ROOMEetkamer
BEDROOMSlaapkamer
BATH ROOMBadkamer
HALLGang
KITCHENKeuken
ARM CHAIRLeunstoel / Zorgstoel / Fauteuil
SOFABank / Bankstel / Sofa
TO TAKE A BATHEen bad nemen
CURTAINGordijn
PICTUREAfbeelding
FURNITUREMeubels / Meubilair
KEYSleutel
BEDBed
LIBRARYBibliotheek
MATRESSMatras
PILLOWKussen
RAZORScheermes
TOWELHanddoek / Badhanddoek
TO GET A BATHIn bad gaan / Badderen
TO GET A SHOWERDouchen
TO COMBKammen
LEY US, LET'SLaat ons
Meer woordenlijsten, sommige woorden zijn herhaald om het leren te ondersteunen
MEALSMaaltijden
DINING ROOMEetkamer
BED ROOMSlaapkamer
BATH ROOMBadkamer
LIVING ROOMWoonkamer
KITCHENKeuken
TEAThee
PREPAREVoorbereiden / Klaarmaken / Bereiden
BRINGBrengen
SITZit
SIT DOWNGaan zitten
STAND UPOpstaan
SLEEPSlapen
WHEREWaar
EVERY DAYElke dag / Dagelijks
PLACEPlaats
TO CUTSnijden
 
THE DINING ROOM IS THE PLACE WHERE WE TAKE OUR MEALSDe eetkamer is de plaats waar we dineren/De eetkamer is de plaats waar we eten
WE TAKE THREE MEALS EVERY DAYWe dineren driemaal per dag/We eten dageljjks driemaal
THE KITCHEN IS THE PLACE WHERE WE PREPARE OUT MEALSDe keuken is de plaats waar wij ons eten bereiden
THE BED ROOM IS THE PLACE WHERE WE SLEEPDe slaapkamer is de plaats waar wij slapen
WITH A FORK WE EAT RICE, WITH A SPOON WE EAT SOUPMet een vork eten we rijst, met een lepel eten we soep
WE DRINK MILK WITH A GLASS, WE CUT THE MEAT WITH A KNIFEWe drinken melken in een glas, we snijden het vlees met een mes
WE DRINK TEA IN A CUPWe drinken thee uit een kop
DRINK YOUR COFFEEDrink je koffie
WEAT YOUR MEATEet je vlees
WERKWOORD "TO MAKE" (MAKEN)
I MAKEIk maak
YOU MAKEJij maakt / U maakt
HE MAKESHij maakt
SHE MAKESZij maakt
IT MAKESHet maakt
WE MAKEWij maken
YOU MAKEJij maakt / U maakt
THEY MAKEZij maken
I AM MAKING MY HOME WORKIk maak mijn huiswerk / Ik ben mijn huiswerk aan het maken
SHE IS MAKING A DRESSZij maakt een jurk / Zij is een jurk aan het maken
YOU ARE MAKING A TABLEJij maakt een tafel / Jij bent een tafel aan het maken

De -ING toevoeging wordt gebruikt om een werkwoord af te leiden naar een zelfstandig naamwoord. Het wordt gebruikt wanneer een actie plaatsvind.

WERKWOORD "TO EAT" ETEN
I EATIk eet
YOU EATJij eet / U eet
HE EATSHij eet
SHE EATSZij eet
IT EATSHet eet
WE EATWe eten
YOU EATJij eet / U eet
THEY EATZij eten
WE EAT PEANUTSWij eten pindas
SHE EATS AN ORANGEZij eet een sinaasappel
TOM EATS AN ICE CREAMTom eet een ijsje
HELLEN EATS A PIEHellen eet een taart
MIKE AND MARY EAT VEGETABLESMike en Mary eten groenten
WE ARE EATING PEANUTSWij zijn pindas aan het eten
SHE IS EATING AN ORANGEZij is een sinaasappel aan het eten
TOM IS EATING AN ICE CREAMTom is een ijsje aan het eten
HELLEN IS EATING A PIEHellen is een taart aan het eten
MIKE AND MARY ARE EATING VEGETABLESMike en Mary zijn groeten aan het eten

Het werkwoord "TO ASK" betekent vragen, maar "to ask for" betekent vragen naar of een verzoek doen

 
I ASKIk vraag
YOU ASKJij vraagt / U vraagt
HE ASKSHij vraagt
SHE ASKSZij vraagt
IT ASKSHet vraagt
WE ASKWij vragen
THEY ASKZij vragen
SHE ASKS AN INFORMATIONZij vraagt informatie
I ASK HER NAMEIk vraag haar naam
MARY ASKS FOR SOME MILKMary vraagt naar een beetje Melk
THE BABY ASKS FOR AN ICE CREAMThe baby vraagt om ijs / De baby vraagt naar een ijsje

We kijken nu naar het werkwoord "TO DO" doen een belangrijk hulpwerkwoord ook kijken we naar de negatieve samenstellingen en naar voorbeelden van het gebruik hiervan.

TEGENWOORDIGE TIJD / HEDENONTKENNINGONTKENNING (MET SAMENSTELLING)
I DO (Ik doe)I DO NOT (Ik doe niet)I DON'T (Ik doe niet)
YOU DO (Jij doet / U doet)YOU DO NOT (Jij doet niet / U doet niet)YOU DON'T (Jij doet niet / U doet niet)
HE DOES (Hij doet)HE DOES NOT (Hij doet niet)HE DOESN'T (Hij doet niet)
SHE DOES (Zij doet / Udoet)SHE DOES NOT (Zij doet niet)SHE DOESN'T (Zij doet niet)
IT DOES (Het doet)IT DOES NOT (Het doet niet)IT DOESN'T (Het doet niet)
WE DO (Wij doen)WE DO NOT (Wij doen niet)WE DON'T (Wij doen niet)
YOU DO (Jij doet / U doet)YOU DO NOT (Jij doet niet / U doet niet)YOU DON'T (Jij doet niet / U doet niet)
THEY DO (Zij doen)THEY DO NOT (Zij doen niet)THEY DON'T (Zij doen niet)
 
MS. LANE DOES NOT LIKE MEATMevrouw Lane houdt niet van vlees
MR. LANE DOESN'T LIKE MEATMeneer Lane houdt niet van vlees
SHE DOES NOT LIKE T.V.Zij houdt niet van televisie
SHE DOESN'T LIKE T.V.Zij houdt niet van televisie

Hier onder kijken we naar het werkwoord TO BE (zijn). Dit is ook een hulpwerkwoord en heeft samenstellingen in de ontkennende als bevestigende vorm.

TEGENWOORDIGE TIJD / HEDENTEGENWOORDIGE TIJD MET SAMENSTELLING
I AM (Ik ben)I'M
YOU ARE (Jij bent / U bent)YOU'R
HE IS (Hij is)HE'S
SHE IS (Zij is)SHE'S
IT IS (Het is)IT'S
WE ARE (Wij zijn)WE'R
THEY ARE (Zij zijn)THEY'R
ONTKENNINGONTKENNING MET SAMENSTELLING
I AM NOTI'M NOT (Ik ben niet)
YOU ARE NOTYOU AREN'T (Jij bent niet / U bent niet)
HE IS NOTHE ISN'T (Hij is niet)
SHE IS NOTSHE ISN'T (Zij is niet)
WE ARE NOTWE AREN'T (Wij zijn niet)
YOU ARE NOTYOU AREN'T (Jij bent niet / U bent niet)
THEY ARE NOTTHEY AREN'T (Zij zijn niet)

"IT IS NOT" is samengesteld "IT ISN'T" en betekent dat het niet zo is.

 
HE IS A STUDENTHij is een student
HE'S A STUDENT---
MIKE IS A STUDENTMike is een student
MIKE'S A STUDENT---
HE IS NOT A STUDENTHij is niet een student
HE ISN'T A STUDENT---
MIKE IS NOT A STUDENTMike is niet een student
MIKE ISN'T A STUDENT---
THEY ARE THE LANE FAMILYZij zijn de Lane familie
THEY'R THE LANE FAMILY---
THEY ARE NOT THE LANE FAMILYZij zijn niet de Lane Familie
THEY AREN'T THE LANE FAMILY---